Taalcolumns van Ruud Hendrickx

De jongsten zullen de laatsten zijn

Fabeltjes uit de wereld helpen, ook dat moet een taaladviseur af en toe doen. Zoals het fabeltje van de jongste en de laatste. Op school hebben we het allemaal geleerd: de laatste is alleen de allerlaatste. Bedoel je niet die, dan moet je de jongste zeggen. Vergeet het maar. De laatste kan ook de jongste zijn.

Volgens de preciezen mag je niet zeggen dat ‘Heathen’ de laatste cd van David Bowie is. “De man is nog niet dood”, gooien ze je verwijtend voor de voeten. “Hij kan nog honderden platen maken. Je weet niet of dit zijn laatste cd is.” Voor de preciezen is ‘Heathen’ de jongste of de nieuwste cd van David Bowie. Uiteraard mogen ze dat zeggen, want een leugen is het niet. Maar je mag ‘Heathen’ ook gerust Bowie z’n laatste cd noemen, ook al is het – laten we dat hopen – alleen maar voorlopig zijn laatste.

‘Laatste’ wordt al honderden jaren gebruikt “in toepassing op een persoon of zaak die voor ’t oogenblik de reeks afsluit maar zeker of wellicht door andere zal worden gevolgd”, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal dat als geen ander kan zeggen. Gelooft er werkelijk iemand dat de laatste mode de allerlaatste mode zal zijn? De commercie zal er wel voor zorgen dat er altijd iets nieuws mode wordt.

Door de ijver van onze schoolmeesters doen we het in Vlaanderen té goed. Weet je nog dat ze erop hamerden dat we het over de jongste dagen en de jongste weken moesten hebben? Vergeet het. In het algemeen Nederlands hebben we het over de laatste dagen en weken. En wees gerust, dat hoeft echt geen apocalyptische dreiging in te houden. Het einde der tijden is nog niet in zicht.