Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Schwalbe

Ik ben helemaal niet gek van voetbal – ik begrijp er ook geen bal van –, maar toch ben ik blij dat ik een paar wedstrijden van het WK gezien heb. Het is nauwelijks te geloven, maar ik heb er zelfs iets van opgestoken. De VRT heeft zijn educatieve rol weer gespeeld. Ik heb een nieuw woord geleerd. Echte kenners zullen me nu vierkant uitlachen, maar ik had er eerlijk waar nog nooit van gehoord, van een schwalbe.

Voor mijn collega-voetballeken, een speler maakt een schwalbe als hij in het strafschopgebied doet alsof hij onderuitgehaald is door een tegenstander om zo een strafschop toegekend te krijgen. Met veel gevoel voor theater gaat hij gewillig naar de grond om de tegenstander een gele of rode kaart aan te smeren. Wie ‘schwalbe’ zegt, denkt ook meteen ‘matennaaier’.

‘Schwalbe’ is het Duitse woord voor ‘zwaluw’, jawel de vogel. Lang geleden trouwens dat een Duits woord zo populair geweest is in het Nederlands. Hoe de Duitsers erbij komen, weet ik niet. Al zit er misschien enige gelijkenis in de manier waarop een zwaluw en een voetballer een duikvlucht naar de grond maken.

Dat beeld van een duikende speler heeft even tot een Nederlands alternatief geleid: de fopduik. Even maar. In maart was ‘fopduik’ populair, volgens het Nederlandse tijdschrift ‘Onze Taal’, maar intussen is het weer verdwenen. Eén fopduik maakt de lente niet.

Er zijn ook venijniger alternatieven. In Studio Sport, op de Nederlandse televisie, hadden ze het over een ‘machlasje’. Nikos Machlas, de spits van Ajax, staat erom bekend dat hij makkelijk omvalt in het strafschopgebied. In de wedstrijd tegen Feyenoord is hij erin geslaagd om met een schwalbe een strafschop los te peuteren, die te benutten en zo de wedstrijd op een gelijkspel te laten eindigen. De commentator vroeg zich toen hardop af of ‘machlasje’ geen betere vertaling voor ‘schwalbe’ was. Lijkt me niet. Speel je dan niet eerder de man dan de bal?