Nee, dit wordt geen stuk over een taaladviseur die met niet aflatende ijver het taalkwaad in de wereld van het Nederlands uitroeit. Ja, ik ga het oude verhaal over ‘doorgaan’ en ‘plaatsvinden’ nog eens oprakelen. Maar er is meer: als het van mij afhangt, schrappen we dat ‘doorgaan’ en ‘plaatsvinden’ helemaal.
Voor wie op de middelbare school niet goed opgelet heeft: ‘doorgaan’ kun je alleen maar in een ontkennende zin gebruiken (de vergadering gaat ‘niet’ door) of als je wilt aangeven dat iets ondanks moeilijkheden en tegenkanting tóch is euh … doorgegaan. Anders moet je ‘plaatsvinden’ of ‘plaatshebben’ gebruiken.
Maar – zeg eens eerlijk – wie heeft al ooit tegen de buurvrouw het woord ‘plaatshebben’ uitgesproken zonder te gaan blozen? ‘Plaatshebben’ is een lelijk clichéwoord dat niets meer betekent dan dat andere lege woord ‘gebeuren’. En waarom gebruik je die lege woorden? Omdat je alles al gezegd hebt op een andere plek in de zin.
Laat ik eens een romantisch voorbeeld nemen in deze mooie valentijnstijd. Het geven van de eerste zoen aan Mieke door Jan heeft bij volle maan plaatsgevonden. Klinkt belachelijk, he? Veel romantischer klinkt het als Jan Mieke bij volle maan voor het eerst gezoend heeft. In de eerste zin heb je dat ‘plaatsvinden’ nodig omdat je ‘zoenen’ al gezegd hebt met ‘het geven van de eerste zoen’.
Ik hoor je nu al mopperen dat geen zinnig mens dat zo zegt. Klopt, niet als het over zoenen gaat. Maar dat de opening van de tentoonstelling op 14 februari ‘plaatsheeft’, vinden we best wel kunnen. En toch willen we alleen maar zeggen dat de tentoonstelling op 14 februari ‘opengaat’.
Let er maar eens op: als je ‘doorgaan’ of ‘plaatsvinden’ bij je voelt opkomen, dan zit de echte handeling ergens anders in je zin verborgen, meestal in een constructie als ‘het geven’ of in een woord dat op ’-ing’ eindigt. Druk die handeling met een vervoegd werkwoord uit, want Mieke zoenen is zoveel prettiger dan het geven van een zoen aan Mieke.