Over iets meer dan een maand mogen we weer gaan stemmen. Mogen? Móéten. Opkomstplicht heet dat. Hoog tijd dus dat ik de verkiezingsterminologie eens onder de loep neem. Dit wordt een column om te bewaren als je bijdragen over de verkiezingen moet maken.
Alle kies- of stemgerechtigden samen – wij dus, het kiezerskorps – staan op de kiezerslijst en behoren tot een kieskring. Waag het niet van een kiesomschrijving te spreken, want er wordt helemaal niets omschreven (‘in nadere bijzonderheden beschreven’). Per arrondissement zijn er kieskantons, die verscheidene stembureaus omvatten. Zo’n stembureau is samengesteld uit een voorzitter en een aantal bijzitters, plaatsvervangende bijzitters en een secretaris.
Iedereen die verkiesbaar is, kan zich kandidaat stellen. Liever dat dan opkomen. Een paar weken voor de verkiezingen worden de definitieve verkiezingslijsten samengesteld en ingediend. Wie ze durft neer te leggen, krijgt met mij te maken. Aan het hoofd van zo’n verkiezingslijst staat de lijstaanvoerder of lijsttrekker. De laatste op de lijst is de lijstduwer. Tussen haakjes, in Nederland noemen ze niet de laatste, maar de tweede op de kandidatenlijst zo.
De verkiezingsstrijd is intussen al begonnen. Tijdens de verkiezingscampagne voeren de kandidaten slag met verkiezingsborden, -affiches, -pamfletten, -folders en -toespraken. In je brievenbus krijg je een stapel verkiezingspropaganda, zodat ook de scouts achteraf gouden zaken doen.
Van de gemeente krijg je een oproepingsbrief. In België geldt een opkomstplicht: je moet je melden in het stembureau, tenzij je een geldig excuus hebt om weg te blijven. Stemplicht is er eigenlijk niet, want je hoeft geen stemvakjes aan te kruisen op het stembiljet. Wil je niet blanco stemmen, dan kun je een lijststem of minstens één voorkeurstem uitbrengen.
Na de stemming moeten de zetels verdeeld worden. Maar dat doen we pas volgende week.