Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Decadente tijden

Begrafenissen zijn niet grappig. En toch. Jaren geleden heb ik me bij eentje bescheurd van het lachen. Dat was toen de commentator zei dat alle aanwezigen hun zakdoeken tevoorschijn haalden en hun neuzen snoten. Alleen al het idéé!

Als je je nu zit af te vragen waar die taaladviseur zo hard om moest lachen, dan verbaast me dat niet, beste lezer. Je hoort zulke zinnen hoe langer hoe meer en steeds meer mensen vinden ze ook doodgewoon. Misschien is het omdat in het Frans en het Engels het meervoud gewoon is, misschien omdat het zo onlogisch lijkt om het enkelvoud te gebruiken. Maar toch weet ik het heel zeker: in het Nederlands gebruiken we het enkelvoud. De aanwezigen snoten hun neus.

Zoveel mensen en toch maar één neus? Dat kan toch niet. Toch wel. In het Nederlands gebruiken we zelfs geregeld een woord in het enkelvoud als we het over meer dan één ding hebben. Zo twijfelt niemand eraan dat ‘de rode en de blauwe auto’ twee auto’s zijn en dat je het hebt over ‘de Nederlandse en de Franse taal’.

Zulke constructies noemen we samentrekkingen. Oorspronkelijk stond er ‘de rode auto en de blauwe auto’ en ‘de Nederlandse taal en de Franse taal’. In beide woordgroepen mag je één ‘auto’ of één ‘taal’ weglaten – maakt niet uit welke – en de tweede blijft onveranderd staan, in het enkelvoud.

Gebruik je het meervoud in zo’n constructie, dan heb je het altijd over meer dan twee. Daarom is het ook zo vreemd als je het hebt over een vergadering van de Russische en de Amerikaanse presidenten. Dat kan alleen maar over meerdere Amerikaanse presidenten en meerdere Russische presidenten gaan. Bedoel je alleen maar Clinton en Poetin, de Amerikaanse president en de Russische president, dan moet je het hebben over ‘de Amerikaanse en de Russische president’, in het enkelvoud.

Net zo gaat dat met ‘de aanwezigen snoten hun neus’. Kennelijk zien we dat als een verkorting van Jan snoot zijn neus, Piet snoot zijn neus, Marie snoot haar neus enzovoort, in het enkelvoud. En als we de optelsom maken, zeggen we nog altijd dat ze allemaal hun ‘neus’ snoten.

Ook al gehoord dat duizenden Tsjetsjenen hun ‘huizen ‘hebben moeten verlaten? Rijke mensen, die Tsjetsjenen, denk ik dan. Volgens mij hebben de meeste Tsjetsjenen maar één huis en dan kun je beter zeggen dat die mensen uit hun ‘huis’ – enkelvoud! – moesten vertrekken.

En wat moet een rechtgeaard mens vinden van een feestje waar de genodigden hun ‘partners’ mee naartoe mogen brengen? Decadente tijden. Waar gaat dat heen, waar gaat dat heen …