“Beste Ruud, ‘zowel … als’, vraagt dat nu een enkelvoud of een meervoud? Zopas hoorde ik in het radionieuws ‘Zowel hoofdredacteur De Smet als directeur Clement willen het ontslag van Verduyn’.” De vraagsteller, een regionale redacteur uit Kortrijk, accepteert kennelijk niet zomaar alles wat zijn collega’s uit Brussel zeggen. En gelijk heeft hij.
Vorig weekend was er een groot feest in Laken. Ik was er niet bij – ik zat te verkleumen op het Engelse platteland – maar Filip en Mathilde waren er natuurlijk wel. Het ging er gemaakt ongedwongen toe en zowel Filip als Mathilde nam uitgebreid de tijd om met de gasten te praten. Zo hoort het helemaal volgens de regels: als beide delen van de nevenschikking enkelvoud zijn, staat de persoonsvorm in het enkelvoud. In de spreektaal komt het meervoud ook dikwijls voor, zelfs vaker dan het enkelvoud, maar volgens veel taalverzorgers en taalgebruikers is dat meervoud fout.
Zowel de gasten als de leden van de koninklijke familie gingen zaterdag uit hun dak. Ik kan het me nauwelijks voorstellen, maar het is dan ook maar een voorbeeldzinnetje. De tweede regel luidt: als minstens een van beide delen in het meervoud staat, staat het werkwoord ook in het meervoud.
Prins Laurent was natuurlijk ook van de partij. Jammer dat ik niet uitgenodigd was: we hadden er samen een leuke boel van kunnen maken, want zowel hij als ik zijn notoire feestbeesten. Ook dat is natuurlijk – tenminste wat mij betreft – maar een voorbeeldzinnetje. De derde regel luidt: als beide delen een verschillende persoonsvorm vragen, staat het werkwoord in het meervoud. Maar de meeste taalverzorgers raden deze constructie af en adviseren de zin anders te formuleren: ‘Laurent is een notoir feestbeest, net als ik’.
Even terug naar het begin. Eigenlijk had de nieuwsredactie moeten zeggen: ‘Zowel hoofdredacteur De Smet als directeur Clement wil het ontslag van Verduyn’. ‘Willen’ is in de gesproken taal ook mogelijk, maar je kunt het beter vermijden als je niemand voor het hoofd wilt stoten.