Ga er even rustig bij zitten, want eenvoudig wordt het vandaag niet. Schiet ook niet op mij als het allemaal wat duister wordt, want ik heb dit niet gewild. Het is allemaal de schuld van de personeelsdienst. Daar wilden ze weten of ‘ten hare laste’ juist was. En als het dat niet was, wat moest het dan wel worden? Zet je schrap voor een flinke portie belegen Nederlands.
Om te beginnen, het is fout. Juist is ‘te haren laste’. Hoezo fout? Je zegt toch ook ‘ten laste van’? Klopt, maar de twee constructies zitten anders in elkaar. ‘Ten’ is een versmelting van ‘tot’ of ‘te’ en het lidwoord ‘den’. Het kan dus alleen maar voorkomen als je er in de uitdrukking een lidwoord bij kunt denken. Kun je dat niet, dan zeg je ‘te’.
In ‘ten voordele van’ is het voor ons wat duidelijker dan in ‘ten laste van’. Het lidwoord kun je er makkelijk bij denken: ‘tot het voordeel van’. Als je aangeeft welke man het voordeel geniet, dan zeg je ‘te zijnen voordele’. Hier krijg je ‘te’ omdat je onmogelijk een lidwoord tussen ‘te/tot’ en ‘zijn’ kunt proppen. ‘Tot de zijn voordeel’ was ook in middeleeuws Nederlands helemaal fout. Net zo zeg je ‘ten laste van’, maar ‘te haren laste’.
Volgende vraag: waarom zeggen we ‘ten laste’ en ‘te haren laste’? Dat heeft met het geslacht van het hoofdwoord te maken. ‘Last’ is vanouds een mannelijk woord. Na een voorzetsel kregen mannelijke en onzijdige woorden vroeger als lidwoord ‘den’ en het bijvoeglijk naamwoord of bezittelijk voornaamwoord dat erbij staat kreeg de uitgang -‘en’. Daarom zeggen we ‘van koninklijken bloede’, ‘met voorbedachten rade’ en ‘te mijnen bate’. Natuurlijk kun je ook een combinatie van voorzetsel-lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en mannelijk zelfstandig naamwoord krijgen. Dan krijg je overal n’etjes: ‘ten algemenen nutte’, ‘ten eeuwigen dage’.
Maar de personeelsdienst had nog meer vragen. Hoe zit het met ‘ter zijne beschikking’? Ook fout, maar dat is voor volgende week.