Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Daar gaan we terug

“Gevechten terug opgelaaid”, kopt de krant. Een taaladviseur wordt daar even niet goed van. In al zijn naïviteit dacht hij dat die fout al lang niet meer gemaakt werd. Maar niet dus. Daar gaan we weer over ‘terug’!

‘Terug’ klonk in de Middeleeuwen nog als ‘te rugge’. Het betekent letterlijk ‘in de richting van de rug’, ‘naar achteren, achterwaarts’. ‘Terug’ geeft dus altijd aan dat er een beweging is naar de plaats van herkomst of het uitgangspunt. Wanneer fietsen we terug? Je krijgt het boek wel ’s terug. Terug van weggeweest. Heb je terug van vijfhonderd euro?

‘Weer’ geeft doorgaans een herhaling aan. Het betekent hetzelfde als ‘nog eens’, ‘opnieuw’, ‘wederom’. In Kinshasa wordt weer gevochten. Hij vroeg me weer wat ik ervan vond.

Zo makkelijk kan het natuurlijk niet zijn. Een kritische lezer had allang opgemerkt dat soms ‘weer’ in de betekenis van ‘terug’ wordt gebruikt, en andersom. Als je heen en weer loopt, loop je eigenlijk heen en terug. En als je iemand terugziet, zie je hem eigenlijk weer. Daar is niets aan te doen. Zo werkt taal nu eenmaal.

Nog even dit: naast ‘terugkeren’ hoor je ook ‘we(d)erkeren’, naast ‘terugzien’ ook ‘we(d)erzien’. In het algemeen Nederlands zijn de gewone vormen die met ‘terug’-. Die met ‘we(d)er’- zijn ouderwets.