Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Nadien

“Als geen andere omroepster van weleer is zij nog steeds in onze gedachten. Al verkoos zij onze dag te gaan kleuren met menige verspreking, haar naam brandt nog steeds op eenieders lippen: Nadien.” Toegegeven, beste lezer, het is té, maar verzin zelf maar eens elke week opnieuw een pakkende entree. ‘Nadien’ dus, daar zullen we het even over hebben.

“Mogen we zelfs dat nu al niet meer zeggen?”, hoor ik er alweer een paar mopperen. Als het van mij afhangt, zeggen we het zo weinig mogelijk. Maar wie ben ik? Toch alleen maar de taaladviseur van deze omroep.

Is ‘nadien’ dan fout? Soms. In verzorgde taal kun je het alleen maar gebruiken voor het verleden, niet voor de toekomst. “Ik heb haar nadien nooit meer op het scherm gezien” is dus grammaticaal in orde, “Eerst gaan we surfen en nadien tennissen” niet. En als ‘nadien’ niet naar de toekomst kan verwijzen, beste Frank en Sabine, kun je ook niet zeggen dat het ‘nadien’ gaat regenen. Laat het ‘straks’ of ‘daarna’ maar regenen.

Want grammaticaal in orde of niet, dit is mijn grootste bezwaar tegen ‘nadien’: er zit een metersdikke laag stof op, het is ouderwets en stijver kan nauwelijks. Het past precies in de stijl van m’n inleiding. Geef toe, hand op het hart, wie – behalve een miljoen Antwerpenaren misschien – heeft al ooit ‘nadien’ gezegd tegen de buurvrouw? Niemand. Gewone mensen zeggen ‘daarna’, ‘later’, ‘straks’, ‘achteraf’, ‘naderhand’, ‘daarop’ … Zullen wij dat dan ook maar doen?

Wat voor ‘nadien’ geldt, gaat op voor de meeste woorden op -dien. Voordien? Vergeet het, ‘ervoor’. ‘Sedertdien’ of ‘sindsdien’? Zeg maar ‘vanaf dat moment’ of ‘vanaf toen’. ‘Doordien’? Het hoeft niet gekker dan ‘doordat’ te zijn. ‘Indien’? ‘Als’ zul je bedoelen. En wie het bestaat ooit ‘mitsdien’ te zeggen, doe ik een ongeluk. O ja, dat betekent ‘daarom’. Voor er ongelukken gebeuren.