Onze eigen kantine heeft me overtuigd: vegetarisch eten kan ontzettend lekker zijn. Daarom heb ik ook niet geaarzeld toen ik het voorbije weekend een vegetarisch kookboek in de aanbieding zag liggen. Ik heb het gekocht en meteen ‘ingekookt’. Zo zeggen we dat bij me thuis als we voor het eerst iets uit een nieuw kookboek klaarmaken. Het zijn “roergebakken asperges en peultjes” geworden. Het was lekker, dat wel, maar ‘roergebakken’ … ?
Mijn nieuwe kookboek bedoelde ‘geroerbakte’ asperges. Hoe kom ik daarbij? ‘Roerbakken’ is samengesteld uit de stam van het werkwoord ‘roeren’ en het werkwoord ‘bakken’. Er zijn nog meer werkwoorden op die manier gebouwd: zweefvliegen, stortregenen, spuitgieten, schaterlachen. Als eerste deel kan ook een zelfstandig naamwoord voorkomen: beeldhouwen, stofzuigen, heupwiegen, buikspreken. Werkwoorden van dat type zijn niet-scheidbaar en worden regelmatig vervoegd.
Wat dat in mensentaal betekent? Bij een niet-scheidbaar werkwoord kunnen de delen niet los voorkomen. Niemand denkt eraan om ‘het regent stort’, ‘hij lacht schater’ of ‘hij houwt beeld’ te zeggen. We zeggen allemaal netjes: ‘het stortregent’, ‘hij schaterlacht’ en ‘hij beeldhouwt’. Een werkwoord is regelmatig als het in de verleden tijd de uitgang ‘-de’ of ‘-te’ krijgt. Het voltooid deelwoord van zo’n zwak werkwoord heeft de vorm ‘ge’+stam+‘d/t’: het heeft ‘gestortregend’, hij heeft ‘geraadpleegd’.
Maar het tweede deel van zo’n samengesteld werkwoord is zelf dikwijls een onregelmatig werkwoord. Daarom hebben veel mensen de neiging om ook het samengestelde werkwoord onregelmatig te vervoegen. Dan krijg je foute vormen als ‘zweefgevlogen’, ‘schatergelachen’ en ‘roergebakken’. Maar je zegt toch ook niet dat je de kamer hebt ‘stofgezogen’? Nee, je hebt ze ‘gestofzuigd’. Net zo heb je ‘gezweefvliegd’, ‘geschaterlacht’ en ‘geroerbakt’.
Alleen moet je je soms wel afvragen of je die werkwoorden wel kúnt vervoegen. ‘Buikgesproken’ kan helemaal niet, maar ‘gebuikspreekt’ is al even gek. En wat dacht je van ‘geneuspeuterd’? Niet doen.