Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Mezekouwen en opslag

Ook ik neem af en toe vakantie. Dit jaar ben ik in eigen land – België, voor alle duidelijkheid – gebleven. Ik kom uit het oosten en heb een weekje doorgebracht in de Westhoek, het zuiden van de provincie West-Vlaanderen. Dat is op een steenworp of boogscheut van de Franse grens, ter plaatse beter bekend als ‘de Schreve’. In de Dikke staat bij schreef dat het een verouderd woord is voor ‘grenslijn’, maar in de Westhoek is het springlevend.

Hoe gek het ook mag klinken, op vakantie heb ik nog nooit zo vaak de Dikke geraadpleegd als in de afgelopen week. Niet omdat de West-Vlamingen mij volstrekt onbekende alledaagse woorden gebruiken, wel omdat de streek een rijk, middeleeuws verleden heeft en de sporen ervan nog steeds zichtbaar zijn.

In Ieper kun je over een deel van de oude stadsmuur wandelen en lees je van alles over kantelen – die kende ik al – maar ook over merloenen en mezekouwen. Op zo’n moment ben ik blij met de Dikke. Een merloen of merlon blijkt een deel van een muur tussen twee schietgaten te zijn, en mezekouw is, net zoals mezekooi, een heerlijke verbastering van machicoulis. In de Dikke staat bij dat woord een tekening om precies aan te geven wat het is.

het woord 'machicoulis' in de Grote Van Dale

Maar ik heb de Dikke niet alleen nodig gehad voor woorden uit de vestingbouw. Zelfs in de glooiende velden van Heuvelland heb ik hem erbij moeten halen. Deze stadsjongen had geen flauw idee van wat het agentschap voor Natuur en Bos bedoelde met de ‘opslag’ van de een of andere plant. Opslag is ‘gewas dat opkomt zonder door de mens te zijn geplant of gezaaid’. Denk daar maar eens aan de volgende keer dat je de baas om opslag gaat vragen.

O ja, ‘de Dikke’ is de app van de Dikke Van Dale. Ik ben ook niet zo gek dat ik met zeven kilo papier met vakantie ga.