Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Reservelampje

‘Als het reservelampje van je auto brandt …’ las ik vanmorgen in de krant Het Laatste Nieuws. Hé, wat gek, dacht ik. Hoe kan een reservelampje gaan branden? Dat zit toch in dat doosje ergens diep verborgen in de kofferbak of in het handschoenenkastje voor het geval dat een lampje kapotgaat?

Maar over dat reservelampje ging het niet. ‘… hoeveel kilometers kun je dan nog rijden?’, ging de zin door. Het ging over het lampje dat aangeeft dat het hoog tijd wordt dat je gaat tanken, omdat je rijdt op de kleine brandstofreserve in je tank. Dat kan reservelampje inderdaad ook betekenen.

In het Nederlands kun je vrijwel onbeperkt woorden aan elkaar plakken om een nieuw woord te maken. De relatie tussen die woorden kan alle kanten uitgaan en is niet altijd hetzelfde. Alleen zijn er wel bepaalde relaties die vaker voorkomen dan andere. In de Dikke Van Dale worden die bij heel wat trefwoorden gemeld.

Bij reserve staat zoiets. Dat komt voor ‘als eerste lid in samenstellingen als de volgende, ter aanduiding dat het door het tweede lid genoemde dient ter vervanging van een verloren of in het ongerede geraakte zaak of persoon of tot aanvulling van het verbruikte’ (hèhè). Zoals in reserveband, reservebril en, ja ook, reservelamp. Die betekenis is zo dwingend dat het opvalt als je reservelampje op een andere manier gebruikt.

Moet het reservelampje dat aangeeft dat je brandstof bijna op is, ook in de Dikke? Ik denk het niet. Het lijkt mij eerder een gelegenheidssamenstelling, die je maar heel zelden aantreft en vooral in artikeltjes die in de krant verschijnen als heel wat mensen met de auto op vakantie gaan.