U eet graag chips, u eet uw chips niet altijd even netjes en u bent het niet eens met de naslagwerken die beweren dat ‘chips’ alleen maar een meervoud is. Dat heb ik geleerd uit mijn grootschalige chipsenquête van de afgelopen weken.
Precies 1200 mensen hebben laten weten hoe ze chips eten en wat ze uitroepen als de zak of de kom leeg is. Sommigen vroegen zich af of het om een aprilgrap ging. Maar nee, dit is serieuze – hoewel – taalwetenschap. Hoe u chips eet, blijkt uw zinsbouw te bepalen. Ik had ook niet anders verwacht.
Volgens de naslagwerken is het woord ‘chips’ een meervoud. Dat klopt uiteraard. ‘Chip’ is het Engelse woord voor een stukje materiaal dat van een groter geheel afgesneden, afgekapt of afgebroken is. ‘Chips’ zijn stukjes afgesneden aardappel. In het Britse Engels zijn het onze frieten, in het Amerikaanse Engels onze chips.
Dat een buitenlands woord een meervoud is, wil nog niet zeggen dat wij het in het Nederlands ook als een meervoud behandelen. ‘Spaghetti’ is ook een meervoud in het Italiaans, maar geen enkele Nederlandstalige zegt dat spaghetti lekker ‘zijn’.
Zo is het ook met ‘chips’, blijkt uit de enquête. Voor de helft van de invullers is ‘chips’ een meervoud, voor hen ‘zijn’ de chips op. Maar 39% zegt dat de chips op ‘is’ en voor 10% is het nu eens ‘zijn’ en dan weer ‘is’. Wat de naslagwerken ook mogen beweren, voor velen onder u is ‘chips’ (ook) een enkelvoud.
43% van u neemt netjes één schijfje per keer, 46% grabbelt een paar stukjes bij elkaar. De rest laat het van de omstandigheden afhangen (‘als de kinderen erbij zijn, neem ik maar één schijfje, anders laat ik me gaan’) of gaan culinair met de schijfjes aan de slag (‘ik verkruimel ze, meng ze met mayo en smeer ze op m’n boterham’).
Het aardige is dat er een statistisch significant verband is – bedankt, VRT-studiedienst voor het rekenwerk – tussen de manier waarop u chips eet en hoe u grammaticaal met ‘chips’ omgaat. De invullers die netjes één schijfje chips nemen, zeggen significant vaker dat de chips op ‘zijn’. De grabbelaars zeggen significant vaker dat de chips op ‘is’.
In grammaticale termen: voor de meervoudzeggers is ‘chips’ het meervoud van de telbare voorwerpsnaam ‘chip’, voor de enkelvoudzeggers is ‘chips’ een niet-telbare stofnaam. Voor de eersten behoort ‘chips’ tot dezelfde categorie als ‘borrelnootjes’ en ‘olijven’, voor de laatsten is ‘chips’ iets als ‘popcorn’ en ‘tapenade’. Stopt u schijfje per schijfje in uw mond, dan ziet u de schijfjes als aparte voorwerpen en kunt u ze tellen. Grabbelt u zomaar wat bij elkaar, dan hebben de aparte schijfjes geen enkele betekenis voor u en ziet u eerder het product, de stof ‘chips’.
Zal ik eens een voorspelling wagen? Als u zegt dat de chips op is, dan kunt u het niet over één chipje hebben. Dan zegt u iets als ‘een stukje chips’. Zegt u dat de chips op zijn, dan vindt u ‘een chipje’ doodgewoon. Leuk onderwerp voor bij de volgende borrel, toch?