In De Standaard van 11 mei had Ludo Permentier het over ‘priming’ in zijn column (achter betaalmuur). Het verschijnsel dat je, wanneer je een nieuwe auto hebt gekocht, dat model ineens overal ziet rondrijden. Of je bent ervan overtuigd dat het Nederlands overspoeld wordt door Engelse woorden en je hoort op de radio bewust elk Engels woord dat de presentator uitspreekt.
Een lezer heeft Ludo op iets bijzonders gewezen: dat er naar de-woorden steeds meer wordt verwezen met ‘het’. Sindsdien ziet Ludo overal ‘het’ waar het niet thuishoort. En dat geldt nu ook voor mij.
‘De ruitenwisserfabrikant maakte vorig jaar bekend dat het in Tienen 321 banen zou schrappen.’ Hoezo, het? Een ruitenwisserfabrikant is een hij.
‘De voetbalbond was verplicht Aalst een licentie te geven, maar een dag later ging het in beroep tegen die beslissing.’ Hier gaat het door de verhetting helemaal mis. ‘Het’ zou wél naar Aalst kunnen verwijzen, want een stad is onzijdig. Maar dat is helemaal niet de bedoeling. De voetbalbond ging in beroep. De bond, hij.
‘Hoe de oven in het midden van de weg is terechtgekomen en wie het in brand heeft gestoken, is voorlopig nog niet duidelijk.’ De oven, hem.
We houden ‘het’ in de gaten.