Taalcolumns van Ruud Hendrickx

(Anti)raket(ten)schild

George W. Bush is honderd dagen aan de macht en hij is er al in geslaagd om de halve wereld tegen zich in het harnas te jagen. De Chinezen zijn boos op hem omdat hij ze bespioneert, de Europeanen zijn boos omdat hij het milieu aan zijn laars lapt en ik ben boos omdat hij het ruimteschild onder het stof vandaan gehaald heeft. Want hoe moeten we dat ding eigenlijk noemen? Antirakettenschild, antiraketschild, raketschild, rakettenschild?

Eén ding is zeker: de Nederlandstaligen zijn het er niet over eens, want je leest van alles en nog wat. Op één deel van de vraag kan ik een stellig antwoord geven: ‘anti’ is er te veel aan. Een schild beschermt je altijd ‘tegen’ iets, dus dat ‘anti’ is dubbelop. Weg ermee. Temeer omdat we in andere samenstellingen met ‘schild’ ook geen ‘anti’ hebben. Aan de onderkant van het ruimteveer zit een hitteschild, geen antihitteschild. In de bergen worden sneeuwschilden geplaatst om lawines tegen te gaan, geen antisneeuwschilden. En op scheepstrossen wordt een rattenschild aangebracht om te beletten dat ratten aan boord komen, geen antirattenschild. Geen ‘anti’ dus.

Maar zeggen we ‘raket’ of ‘raketten’? Eerlijk gezegd, ik heb geen idee. De spraakkunst laat je voor zulke dingen in de steek, want er is niets zo ondoorgrondelijk als de tussenklank in een Nederlandse samenstelling. Geen mens kan een zinnige verklaring geven waarom we met veel ‘mankracht’ het ‘mannentorso’ tot op ‘manshoogte’ tillen, of waarom we een ‘schapenstal’ ook wel een ‘schaapskooi’ noemen. De enige verklaring is: tja, zo zeggen we dat nu eenmaal.

En hoe doen we dat nu eenmaal met ‘raket(ten)schild’? Gewoon de term eens intikken in een zoekmachine op internet en je krijgt er een goed beeld van. In Nederland gebruiken ze zes keer meer ‘raketschild’ dan ‘rakettenschild’, maar in Vlaanderen komen de twee vormen even vaak voor. Je kiest dus maar wat je het beste in de mond ligt.