Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Waterbom

Het oosten van België en delen van Nederlands-Limburg zijn overstroomd. Dagenlang bleef een regenzone boven het gebied hangen. Het water viel met bakken uit de lucht, vernielde huizen en wegen, en kostte mensen het leven. De weerman Frank Deboosere had het over een nooit eerder geziene waterbom.

Een waterbom kennen velen van ons uit hun kindertijd. We vulden een zak of ballon met water en gooiden die naar andere kinderen, die er kletsnatte kleren aan overhielden. Ik herinner me de waterbommen op de festivalweide in Werchter, die welkome afkoeling brachten. In Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands worden ze een ‘schertsprojectiel’ genoemd.

Veel scherts was er niet bij, toen de weerman het over de waterbom had die verschillende Waalse dorpen in een rampgebied veranderd heeft. We spreken van een waterbom, zei de weerman, als in heel korte tijd een enorme hoeveelheid neerslag op één plek valt. Zoveel neerslag dat er onheil van moet komen.

Voor mij was deze waterbom nieuw, maar ze heeft al eerder de krant gehaald. Vorig jaar kon je in Chaam door de straten zwemmen, schreef het Brabants Dagblad, nadat zich na maanden van droogte ‘een waterbom van jewelste’ had gemeld. In 2014 schreef de krant Trouw over de waterbom die Rome had getroffen en de Krant van West-Vlaanderen over een waterbom in Ardooie. Een jaar eerder was het de Volkskrant opgevallen dat de website Weerplaza het over een waterbom had.

Het woord waterbom zullen we in de toekomst nog vaker horen, zeggen experts vandaag in de Vlaamse kranten. We zullen de ontbrekende betekenis dan ook maar toevoegen aan de Dikke Van Dale. In de hoop dat we het woord niet te vaak zullen moeten opzoeken.

Deze column is eerder verschenen op de website van Van Dale.