Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Effectief

‘Zou u, meneer Hendrickx, eens duidelijk kunnen maken aan alle presentatoren dat er een verschil bestaat tussen “effectief” en “efficiënt”?’ Die bede zat vorige week in mijn mailbox als taaladviseur van de VRT. Ik moet ingrijpen, want woordvoerders en zelfs ministers nemen het verkeerde gebruik van de journalisten over.

Wat er aan de hand is? De journalisten hebben gemeld dat vaccinproducenten hebben aangegeven dat hun kandidaat-vaccin effectief is. En dat kan volgens de klagende kijker helemaal niet. ‘Ik heb altijd onthouden dat effectief synoniem is voor “werkelijk, daadwerkelijk”. Dus geef ik steeds de kritiek dat het efficiënt moet zijn …’

Voor veel Vlamingen blijkt effectief alleen maar een bijwoord te zijn. Voor hen ontbreekt er een woord in het zinnetje ‘Het vaccin is voor 90% effectief.’ Het is effectief wát? Effectief werkzaam of zo. Zoals de klagende kijker het zegt: effectief betekent voor veel Vlamingen vooral ‘daadwerkelijk’. Dat hebben wij, Vlamingen, te danken aan onze Franstalige landgenoten. Als die ‘effectivement’ zeggen, dan bedoelen ze daar ‘inderdaad’ of ‘echt, daadwerkelijk’ mee.

Als ik eerlijk mag zijn als hoofdredacteur van de Dikke: we laten de gebruikers een beetje in de steek. Effectief en efficiënt staan uiteraard in het woordenboek, maar erg verhelderend zijn de verklaringen die erbij staan niet. Effectief is ‘doeltreffend’ en dat betekent onder meer ‘waarmee je je doel bereikt’. Efficiënt is ‘een nuttig effect hebbend’ en is synoniem met ‘doelmatig’. En dat betekent ‘in overeenstemming met, geschikt voor het doel waartoe het gemaakt is’ en is synoniem met ‘functioneel, praktisch en economisch’.

Dat kan beter. Simpel gezegd is iets effectief als het werkt en het is efficiënt als het op een goede manier werkt. Of op een zuinige of goedkope manier. Als ik dat nu eens in woordenboekstijl in de Dikke zet?

Deze column is eerder verschenen op de website van Van Dale.