Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Notionele – streepje of niet – intrestaftrek

Er zijn geen zekerheden meer. Schrijven we al jaren ‘notionele intrestaftrek’, beweert ene Bart Biesbrouck – naar eigen zeggen binnenhuisarcheoloog – op Twitter dat het ‘notionele-intrestaftrek’, met streepje, moet zijn. Ik ben bang dat hij gelijk heeft.

Er is een verschil tussen een kleine boerenpartij en een kleineboerenpartij: een kleine boerenpartij is een kleine partij van boeren, een kleineboerenpartij is een partij van kleine boeren. Horen deel een en deel twee van een driedelige samenstelling bij elkaar, dan schrijf je de combinatie als één geheel. Andere voorbeelden zijn heteluchtballon, vrijemarkteconomie en kortetermijngeheugen. Soms kun je twijfelen hoe de vork juist in de steel zit. Zo heb ik ook al geschreven over lage rugpijn en lagerugpijn. Hoe je het spelt, maakt niet veel uit, want hoe dan ook heb je onder in je rug pijn.

Hoe zit dat nu met ‘notionele(-)intrestaftrek’? Het probleem is dat wij eenvoudige burgers geen flauw idee hadden waar onze overheid het over had toen ze met ‘notionele interest’ kwam aanzetten. Behalve als je een paar woorden Frans kende, wist je dat ‘notioneel’ wel iets met ‘notionnel’ te maken moest hebben. Dat is Frans voor ‘fictief’, ‘virtueel’.

Nu kun je er donder op zeggen dat bedrijven liever gebruikmaken van een notionele-intrestaftrek dan van een notionele intrestaftrek. Met streepje gaat het over de aftrek van notionele (fictieve) intresten, zonder streepje gaat het over de notionele (fictieve) aftrek van intresten. Aan een fictieve aftrek heb je namelijk helemaal niets. Het gaat wel degelijk over de zeer reële aftrek van fictieve intresten. Dank aan collega Michaël Van Droogenbroeck voor de uitleg.

We kunnen dan ook maar één ding concluderen. We hebben het al jaren ten onrechte over ‘notionele intrestaftrek’. Het moet in één woordje, met streepje wegens de klinkerbotsing: notionele-intrestaftrek. Dat we dat pas na zovele jaren doorhebben …

PS: ‘interest’ is ook goed.