Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Jij kijkt toch ook?

“Daar staat ze dan. Duimen losjes in de lussen van haar broek, vriendelijk lachend. En maar uitleggen waar ‘jij’ vanavond naar kunt kijken.” Mevrouw M. is er niet blij mee. Meneer L. vindt dat gejij beledigend en betuttelend. Eén ding hebben de klagers gemeen – en het zijn er meer dan twee: het zijn allemaal krasse zeventigers die zeggen dat ze niet als kleuters behandeld willen worden.

Taal verandert, zeg ik dan. Taal verandert omdat de maatschappij verandert. In de maatschappij botsen daardoor wel eens de meningen en het taalgevoel, bijvoorbeeld tussen jong en oud, bijvoorbeeld in de kwestie ‘jij of u’.

Eigenlijk is het eenvoudig. Spreek je iemand met de voornaam aan, dan is het ‘jij’. Zeg je ‘meneer’ of ‘mevrouw’, dan is het ‘u’. Maar tegelijk is dat ook het moeilijke. Vanaf wanneer kun je iemand met de voornaam aanspreken? Daarover lijken de generaties het niet eens.

Ouderen – en daar reken ik mij als veertiger in deze kwestie ook toe – vinden het niet prettig om ongevraagd met ‘jij’ aangesproken te worden. Ook ik denk dan al gauw: waar haal je het lef vandaan, lomperik? Jongeren vinden het niet meer dan normaal dat zij met ‘jij’ aangesproken worden en spreken dan maar iedereen zo aan. Met de bekende wrevel als gevolg.

En toch vinden ouderen het ook niet erg als je ze met ‘jij’ aanspreekt. Tenminste: als ze dat zelf hebben beslist. Meneer L. ken ik al jaren en hij vindt het helemaal niet erg dat ik hem bij zijn voornaam noem. We hebben stilzwijgend ermee ingestemd dat we elkaar tutoyeren, al zou hij mijn vader kunnen zijn.

Als de situatie informeel is, dan spreken mensen van allerlei slag elkaar snel aan met ‘jij’. Maar omgekeerd geldt niet: de situatie wordt niet informeel als je mensen ongevraagd met ‘jij’ aanspreekt. Integendeel. Je krijgt ruzie. En willen wij ruzie met onze kijkers en luisteraars?