Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Beijing, zei u?

Of ik even wil reageren op een lezersbrief in ‘Het belang van Limburg’ dat Martine Tanghe stijf en star doorgaat met ‘Peking’ te zeggen terwijl die stad al lang ‘Beijing’ heet. Ik heb ‘Wilde geruchten’ aan de lijn. Als het van mij afhangt, noemen we die stad nooit van z’n leven ‘Beijing’.

Honderden jaren al noemen we de Chinese hoofdstad ‘Peking’. Het is de Nederlandse naam van een belangrijk centrum waar we al eeuwenlang contact mee hebben. Ook voor andere oude steden gebruiken we de Nederlandse naam. We zeggen Lissabon, Praag en Warschau, en niet Lisboa, Praha en Warsawa.

Wie toch per se ‘Beijing’ wil zeggen, moet dat goed doen. Chinese steden hebben een officiële naam in onze lettertekens, maar gek genoeg staan die letters niet altijd voor de klank die daar voor ons bij hoort. Zo schrijven de Chinezen wel een b, maar ze spreken die uit als p. De ei is niet onze ei, maar klinkt eerder als eej. De j staat voor een scherp sissende dzj. ‘Beijing’ klinkt dus ongeveer als peej-dzjing.

Vergeet de toonpatronen niet, want anders begrijpen de Chinezen er niets van. Op ‘peej’ moet de toon eerst zakken en vervolgens stijgen, zoals in een roetsjbaan. ‘Dzjing’ moet helemaal hoog uitgesproken worden.

Ik heb er alle begrip voor dat Martine het veilig houdt en ‘Peking’ zegt. We willen ons toch niet onsterfelijk belachelijk maken. Of wel?