Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Scherpe woorden

Toeval bestaat niet, zei Voltaire. En toch kom ik gisteren in Wikipedia toevallig op de pagina met veelgemaakte fouten tegen het Nederlands terecht. Toevallig lees ik daar dat ‘op het scherpst van de snede’ fout is, het moet ‘op het scherp van de snede’ zijn. Geen twee minuten later lees ik bij Sporza dat twee ploegen met elkaar op het scherpst van de snee gestreden hebben. Toeval bestaat niet, meneer.

Mijn collega’s van ‘Onze Taal’ hebben op hun website haarfijn uitgelegd wat er aan de hand is: “‘Scherp’ is hier geen bijvoeglijk naamwoord – waar we de overtreffende trap ‘scherpst’ van kunnen vormen – maar een zelfstandig naamwoord: het scherp.” Het scherp is het allerscherpste punt van een wapen of werktuig.

‘Onze Taal’ weet ook waarom we het geregeld fout zeggen. We hebben in het Nederlands heel wat uitdrukkingen waarin wél een overtreffende trap voorkomt. Zo kroop ik gisteren in het holst van de nacht over de autoweg wegens het smogalarm. Op het heetst van de dag lever ik nooit zware inspanningen zoals joggen, wat ik trouwens nooit doe. En in het diepst van mijn gedachten ben ik een god, een blonde god die langzamerhand grijs wordt.

Maar we discussiëren wel degelijk op het scherp van de snede. Het mag ook op het scherp van de ‘snee’ zijn. Dat doen wij Vlamingen liever.