Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Lommelaren

Limburgers spreken volgens taalonderzoek het langzaamst van alle Nederlandstaligen. Ik weet waarom. Limburgs moet je langzaam uitspreken of je breekt er je tong over. Neem nu zo’n woord als ‘Lommelaren’. Dat kun je toch geen drie keer na elkaar zeggen zonder struikelen? En met ‘Tongenaren’, ‘Lommelaren’ en ‘Lummenaren’ heb je geheid plezier op het volgende familiefeestje.

Helaas struikelen onze collega’s van Radio 2 in Hasselt ook over al die Limburgse ‘laren’ en ‘naren’, wat het sérieux van een journaal zeker niet ten goede komt. Maar dat is hun eigen schuld. Ze moeten ze maar niet gebruiken.

In de praktijk gebruiken we zulke inwonernamen veel minder vaak dan je zou denken. Inwoners van grotere steden en gemeenten duiden we wel met een apart woord aan: Antwerpenaar, Brusselaar, Gentenaar, Leuvenaar, Mechelaar. Maar bij kleinere gemeenten is het veel minder gebruikelijk: Veurnaar, Grimbergenaar, Hamontenaar, Zaventemmenaar. En wat dacht je van ‘Roeselarenaren’? Nog eentje voor het familiefeest.

Nee, houd het dan maar eenvoudig en gebruik een omschrijving. Louis Couperus had het over de ‘Bagdadders’ – pagadders, zei u? – , maar laten wij het toch maar hebben over ‘de inwoners van Bagdad’.