Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Letterlijk

“Het gebruik van ‘letterlijk’ zouden we toch aan banden moeten leggen. Ik begin er behoorlijk van in de put te raken en dan bedoel ik dat natuurlijk figuurlijk en niet ‘letterlijk’.” Zo’n vaart zal het waarschijnlijk niet lopen, maar ik heb geleerd dat je noodsignalen van een medemens – een collega nog wel – niet moet negeren. Een stukje dus, letterlijk, over ‘letterlijk’.

Een mens wordt natuurlijk niet depri als ‘letterlijk’ ook zo bedoeld is. Soms schrikken mensen zich nu eenmaal letterlijk dood. Het gebeurt niet vaak, maar het kan. En als filmrecensent Ruben Nollet in zijn plastische stijl schrijft dat “de man bijna letterlijk kwijlt als hij Sarah in het vizier krijgt”, dan bedoelt hij dat ook zo. In een slechte film kwijlen pedofielen nu eenmaal letterlijk.

Maar wat moeten we hiervan denken? “Vroeger werden verdreven leiders letterlijk in mootjes gehakt, nu is de doodstraf afgeschaft.” Letterlijk in mootjes, in dikke plakken vis? Ik geloof er niks van.

“De Stoel van Sint-Pieter werd letterlijk onder de hamer gebracht”, lees ik op een veilingwebsite. Wedden dat ze er niet veel geld meer voor gekregen hebben? En dan dat hotel dat zijn gasten op zondag “letterlijk in de watten legt” met gebakken ei met spek. Dat moet toch ongemakkelijk zijn, nee?

En toch. ‘Letterlijk’ moet je niet altijd letterlijk opvatten. Soms betekent het ook gewoon ‘volstrekt’. Wie beweert dat hij op z’n vakantie letterlijk niks uitvoert, bedoelt dat ook niet letterlijk. En toch zeggen we het allemaal zo. Pas toch maar wat op met dat ‘letterlijk’. Want voor je er erg in hebt, ga je ermee uit de bocht. Figuurlijk.

Eigenlijk