Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Sisser

Heb ik het al niet eerder gezegd? Als ik iets in mijn taalmail vermeld, kun je er donder op zeggen dat ik er de week erna een taalstukje aan kan wijden. Deze week is niet anders. Ik heb zelfs iets geleerd uit jullie reacties – het hoeft dus niet altijd van één kant te komen (grapje!). Ik weet nu dat een Nederlandse sisser en een Vlaamse sisser twee verschillende dingen zijn.

Of toch niet. Het gaat wel om hetzelfde ding, maar Vlamingen en Nederlanders gebruiken de uitdrukking anders. Een sisser is een term die we van de vuurwerk­makers overgenomen hebben. Het was (is?) een bolletje natgemaakt kruit dat niet met een knal uit elkaar spat, maar alleen maar een sissend geluid maakt. Vandaar de betekenis van ‘met een sisser aflopen’: “Wij dachten wel, dat er vrij wat gebeuren zou, maar ’t is slechts eene kleinigheid”, zoals alleen de spreekwoordenverzamelaar Harrebomée het kon zeggen.

Vreemd genoeg gebruiken Vlamingen en Nederlanders de uitdrukking niet in dezelfde omstandigheden. Nederlanders zijn opgelucht als iets met een sisser afloopt, Vlamingen zijn doorgaans teleurgesteld. Laat ik dat even met voorbeelden illustreren.

Een Nederlandse krant kan opgelucht melden dat een grote containerbrand met een sisser afgelopen is, want op een paar gesneuvelde ramen na is er geen schade. Veel Vlamingen zullen nu verbaasd opkijken: “Hadden ze dan liever gezien dat alles in de fik ging?”

Een Vlaamse krant meldt teleurgesteld dat de pogingen van Rijkswaterstaat om het lek in de Julianadijk met klei te dichten, met een sisser afgelopen zijn, want er sijpelt nog steeds water weg. Veel Nederlanders zullen nu de wenkbrauwen fronsen: “Willen ze dan dat we verdrinken?”

Van Dale kent vreemd genoeg alleen de opgeluchte versie (‘geen ernstige gevolgen hebben’). Daar moet ik iets aan doen. Ik meld ze vandaag nog het bestaan van de Vlaamse sisser. Al was het maar om een diplomatieke rel met Nederland te voorkomen.