Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Leve ik!

Johan Anthierens blijft drie jaar na zijn dood een bron van discussie. Neem nu een van onze kijksters, een lerares, en haar collega van Grieks. De leraar Grieks weet zeker dat de titel van Anthierens’ biografie fout is: “Het is niet ‘Leve mij!’ maar wel ‘Leve ik!’”. En wat vindt de geachte heer Hendrickx daarvan?

Even knipperde de heer Hendrickx met zijn ogen, vervolgens raadpleegde hij de meest gezaghebbende grammatici van het Nederlandse taalgebied en ten slotte wist hij het wel zeker: Anthierens vergist zich. Het moet ‘Leve ik!’ zijn.

‘Leve’ is de aanvoegende wijs – de conjunctief voor de klassiek geschoolden – van het werkwoord ‘leven’. De katholieken onder ons kennen hem ook van een zinnetje als ‘Uw wil geschiede’. De aanvoegende wijs drukt in dit geval een wens uit: ‘moge’ – ook een aanvoegende wijs – de wil van God geschieden.

In ‘Lang leve prinses Amalia!’ zit ook een wens. We hopen dat de prinses lang zal leven. Grammaticaal gezien is de prinses het onderwerp van ‘leven’. Zij moet lang leven, niet iemand anders. Al wens ik het uiteraard iedereen. Als op ‘leve’ het onderwerp volgt, dan moet het logischerwijs ‘Leve ik!’ zijn. In de regel gebruiken we bij de eerste persoon ‘ik’ als onderwerpsvorm. ‘Lang zal mij leven’ is behoorlijk fout.

Hoe komt het dan dat Anthierens – en hij niet alleen – ‘leve mij’ zegt? Omdat hij ‘mij’ waarschijnlijk als een soort meewerkend voorwerp aanvoelt. In de film ‘To be or not to be’ zegt het personage Hitler: “Heil mezelf!”. Dat klopt ook. Dat is kort voor ‘ik wens mezelf heil’. Waarschijnlijk dacht Anthierens ook: “Ik wens mezelf een lang leven.” Maar dat is grammaticaal gezien niet hetzelfde als ‘leve ik!’, al komt het natuurlijk wel op hetzelfde neer.