Nooit gedacht dat het Vlaamse lied me tot een taalzaak zou inspireren. En toch is Wigbert van Lierde erin geslaagd, met de oude wijsheid dat elke vogel zingt zoals hij is gebekt. Ik geloof er namelijk niets van. Volgens mij zingt elke vogel zoals hij gebekt is. En deze keer valt er niet te kiezen.
Denk nu niet dat ik je al die tijd wijsgemaakt heb dat je mag zeggen wat je het beste in de oren klinkt: voltooid deelwoord + hulpwerkwoord of hulpwerkwoord + voltooid deelwoord. Ik blijf daarbij. Misschien zingt de vogel van Wigbert intussen niet meer omdat hij uit zijn nest ‘gevallen is’ of uit zijn nest ‘is gevallen’. Wie zal het zeggen? Maar denk erom dat we in een kletspartij met de buurvrouw het voltooid deelwoord meestal voorop zetten. Zo spreken we, schrijven is andere koek.
De ellende is dat er een hoop woorden zijn die eruitzien als een voltooid deelwoord (en het misschien oorspronkelijk ook waren), maar zich gedragen als een bijvoeglijk naamwoord. Met die woorden heb je geen keus: een bijvoeglijk naamwoord komt altijd voor het werkwoord. Ik hou niet van papegaaien omdat ze groen zijn. ‘Omdat ze zijn groen’ is echt wel kromme taal. Hetzelfde geldt als je ‘groen’ door ‘gebekt’ vervangt.
Maar hoe weet je of zo’n woord dat eruitziet als een voltooid deelwoord eigenlijk een bijvoeglijk naamwoord is? Simpel. Een echt voltooid deelwoord drukt een handeling uit, een bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap of een toestand uit. Daarom zeg ik dat je pas ‘getrouwd bent’ – een toestand of eigenschap – als je door de burgemeester ‘getrouwd bent’ of ‘bent getrouwd’ – een handeling. Daarom weet ik ook zeker dat een vogel die in een kooi ‘gezet is’ of ‘is gezet’ – een handeling – alleen maar zingt zoals hij ‘gebekt is’ – een eigenschap.
Beste mensen, maak het toch niet moeilijker dan het is. Zet een voltooid deelwoord, welke functie het ook heeft, altijd voor het vervoegde werkwoord. Of om het met de woorden van mijn Nederlandse collega Eric Tiggeler te zeggen: kies voor de veilige volgorde.