Taalcolumns van Ruud Hendrickx

De ij is altijd een beetje lijden

Je moet het maar doen, een doorgaans zelfverzekerde taaladviseur aan zichzelf laten twijfelen. En toch zijn jullie daar de afgelopen week in geslaagd. En niet één, maar twee keer. Een mens moet soms wat kunnen incasseren.

Vorige donderdag kreeg ik in het journaal te horen dat je nu zomaar de noodpil kunt halen bij de apotheker. Nu ben ik ook van deze tijd, dus dat deert me niet. Maar dat je die pil moet innemen binnen 72 uur nadat je hebt gevreeën, daar was ik even niet goed van.

De tweede aanslag op mijn geestelijke gezondheid is maandagavond gepleegd. Toen bleek ineens dat een kandidaat ook de punten van zijn tegenspeelster had binnengereven. Een mens zou van minder in alle staten raken.

Wat me dan zo opgevallen is? Dat een werkwoord dat ik spontaan regelmatig zou vervoegen, onregelmatig vervoegd werd. Ik weet dat het behoorlijk ziek is dat je aan vervoegen denkt als het over vrijen gaat, maar dat even terzijde. Spontaan zou ik ‘vrijen, vrijde, gevrijd’ zeggen en – als ik het al zou gebruiken – ‘binnenrijven, rijfde binnen, binnengerijfd’.

En toch zijn de vormen met ‘ee’ nog zo gek niet. Er zijn tientallen sterke werkwoorden die in het rijtje ij-ee-ee passen: begrijpen-begreep-begrepen, bijten-beet-gebeten, knijpen-kneep-geknepen, rijden-reed-gereden, stijgen-steeg-gestegen …

‘Vrijen’ behoort daar ook toe. Al vierhonderd jaar geleden kwamen de vormen ‘gevrijd’ en ‘gevreeën’ naast elkaar voor. Nieuw is ‘gevreeën’ dus niet. En toch viel het me op. Waarom dan? Misschien wel om wat de spraakkunst schrijft: de vormen ‘vree’ en ‘gevreeën’ behoren tot het informele taalgebruik. In de omgang zeggen we – en dan vooral de Nederlanders – wel ‘gevreeën’, maar in een journaal past ‘gevrijd’ beter. ‘Rijven’ is historisch gezien ook een ij-ee-ee’tje. Een paar honderd jaar geleden werd de regelmatige vervoeging nog zonder meer fout genoemd. Maar nu vervoegt 99 percent van de Vlamingen ‘binnenrijven’ regelmatig.

Vandaag lees ik nog dat iemand zijn vrienden vroeger ‘beneed’ (‘benijdde’ dus) omdat ze vroeger meer speelgoed hadden dan hij. Vervoegen is kennelijk altijd een beetje lijden-leed-geleden.