Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Kraam

Heb ik me daar wat losgeweekt met mijn taalmail van vorige week. Volgens het buikgevoel van de ene collega klinkt ‘het schietkraam’ veel beter dan ‘de schietkraam’. Een andere zegt dat op één na al zijn collega’s er rotsvast van overtuigd zijn dat het ‘het schietkraam’ moet zijn. Een derde bezweert me dat ik niet mag toegeven aan de Haagse suprematie. Grote heibel om een klein woordje.

Ben ik dan te beslist als ik beweer dat ‘kraam’ altijd een de-woord is? Met de Woordenlijst in de hand kun je inderdaad ‘bewijzen’ dat ‘het kraam’ ook kan. Ook het woordenboek zegt dat het kan. Alleen moet je zo’n woordenboek goed lezen: volgens de Grote Van Dale is ‘het kraam’ gewestelijk. Hij bedoelt daarmee dat het dialect is. Zo voel ik het ook aan.

In Nederland is ‘kraam’ een de-woord. Maar van Haagse suprematie is zeker geen sprake. Ook in het oosten van Vlaanderen – waar ik vandaan kom – hoor je ‘de kraam’. Mij komt het voor dat ‘het kraam’ gezegd wordt in delen van Brabant en Antwerpen en zeker in Oost- en West-Vlaanderen. In elk geval is ‘de kraam’ veel gewoner als je het hele Nederlandse taalgebied bekijkt.

Het gebeurt wel meer dat je ‘de’ en ‘het’ kunt zeggen en dat een van beide vaker voorkomt. Zo hoor je volgens de ANS het meest ‘de accordeon’, ‘de filter’, ‘de foetus’, ‘de klimop’, ‘de molecule’, ‘de remedie’ maar ‘het’ kan ook. Omgekeerd hoor je het meest ‘het aanrecht’, ‘het commentaar’, ‘het pedaal’, ‘het schilderij’ en ‘het vuilnis’ maar ‘de’ kan ook.

En wat zegt de ANS over ‘kraam’? ‘De kraam’ is het gewoonst, maar ‘het kraam’ kan ook. Ik wil daarom een beetje minder beslist zeggen dat ‘kraam’ voor de meeste Nederlandstaligen een de-woord is. Alleen al daarom kun je maar beter ‘de kraam’ zeggen. En zo zijn we weer bij af.