Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Het Groot Fiasco der Nederlandse Taal

Ik had het me nog zo voorgenomen: ik zou me er niet toe laten verleiden om aan het Groot Dictee mee te doen afgelopen maandag. Maar klokslag acht uur zat ik met pen en papier klaar, en klokslag negen uur was ik weer teleurgesteld en woest. Weer, want elk jaar opnieuw erger ik me aan de spellingregels van het Nederlands. En aan voorlezer Philip Freriks natuurlijk.

Dinsdagochtend verwoordt Ludo Permentier mijn ergernis uitstekend in De Standaard: “Waarom staat er geen hoofdletter in ‘kafkaiaans’, ‘jantje-van-leiden’ en ‘machiavellisten’, maar wel in ‘kop van Jut’? En waarom geen streepjes in die laatste uitdrukking, maar wel in Onze-Lieve-Heer?” Ik zou het niet weten. En vreemd genoeg schijnt niemand het te weten. Eigennamen die niet meer als zodanig functioneren, krijgen volgens de Spellingwijzer een kleine letter. Maar wanneer is zo’n eigennaam geen eigennaam meer? Waarom moet ‘kafkaiaans’ met kleine letter en ‘Hitleriaans’ met hoofdletter? Wie zal het zeggen?

Ludo Permentier weet het ook niet. “Daar helpt alleen het woordenboek”, concludeert hij. Fout! Want het woordenboek en de Woordenlijst zijn het geregeld met elkaar oneens. ‘Locatie’ schrijft de Woordenlijst, ‘lokatie’ schrijft Van Dale. ‘Langzaam aan’ schrijft Van Dale, ‘langzaamaan’ schrijft de Woordenlijst. Maar volgens diezelfde bijbel moet je wel ‘langzaam-aan-actie’ spellen. Begrijpe wie kan.

En waarom mag ik geen accent op ‘egards’ zetten? Omdat het een ingeburgerd Frans woord is. O ja? Volgens mij zijn ‘dédain’, ‘enquête’ en ‘scène’ net zo ingeburgerd en daar mag ik het accent niet in weglaten. Zijn daar regels voor, meneer? Nee.

En dan Freriks. Zou iemand ’s tegen die man willen zeggen dat je ‘rataplan’ niet uitspreekt als ‘rattenplan’? En dat er een verschil is tussen ‘van adellijke huizen’ en ‘van adellijken huize’? Die buigings-n moet je horen!

Woest was ik, maar ook een beetje teleurgesteld. Met veertien fouten heb ik het niet zo kwaad gedaan, in elk geval beter dan Stef Wauters en Marcel Vanthilt. Maar Jan Leyers had er maar elf en dat steekt. Ach, ik moet me niet te veel laten opjutten door geëxalteerde gedachtekronkels. Ik kan beter volop genieten van de ambrozijnen verrukkelijkheden des levens in de laatste kwarteeuw van dit millennium (met twee n’en en veel gsm’etjes)!