Taalcolumns van Ruud Hendrickx

We gaan gaan gaan

“Gaan de twee Volksunie-ministers, waaronder Bert Anciaux, hun portefeuille moeten afstaan, dat is de vraag.” O ja? Zullen sommige journalisten nooit leren dat ‘gaan’ in die zin niet kan? Dát is de vraag.

Het is het makkelijkst om te zeggen wanneer je ‘gaan’ niet als hulpwerkwoord kunt gebruiken. Laat ik daar dan maar even mee beginnen. ‘Gaan’ kun je niet combineren met ‘hebben’, ‘zijn’, ‘moeten’, ‘kunnen’, ‘mogen’, ‘dienen’, ‘durven’ en ‘gaan’ zelf. Jammer, beste West-Vlamingen, maar ‘we gaan gaan gaan’ kan echt niet. Ook deze uit het leven gegrepen zinnen zijn allemaal fout:

  • Gaat de commissie stapje voor stapje te werk gaan?
  • De regering gaat veel geld nodig hebben.
  • Vanaf nu gaan zijn mannen moeten meerijden.
  • De bedrijven gaan hun klanten in het nieuwe stadion kunnen uitnodigen.
  • Hij gaat helemaal niets durven zeggen.

Hoe moet het dan wel? Naar de toekomst verwijs je met ‘zullen’ of met de tegenwoordige tijd. De zinnen van hierboven hadden zo moeten klinken:

  • Zal de commissie stapje voor stapje te werk gaan?
  • Gaat de commissie stapje voor stapje te werk?
  • De regering zal veel geld nodig hebben.
  • Vanaf nu zullen zijn mannen moeten meerijden.
  • Vanaf nu moeten zijn mannen meerijden.
  • De bedrijven zullen hun klanten in het nieuwe stadion kunnen uitnodigen.
  • Hij zal helemaal niets durven zeggen.

Soms kan ‘gaan’ wel. Om te beginnen als het onderwerp zich letterlijk verplaatst.

  • Opa gaat slapen.
  • Ik denk er niet aan om in Antwerpen te gaan wonen.

Als er sprake is van het begin van een handeling of toestand (lekker vaag, hè), dan kun je in veel gevallen alleen maar ‘gaan’ gebruiken.

  • Vanaf morgen gaat het regenen.
  • De wedstrijd gaat beginnen.
  • Telkens weer gaat zijn telefoon rinkelen.

Als het onderwerp van de zin van plan is iets te doen, dan kan hij het ook ‘gaan’ doen.

  • Felice gaat meerijden in een woestijnrally.

Ik ga er voor deze week een punt achter zetten.