Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Eén minister-president, twee … ?

Vorige week hebben we het gehad over chef-technici. Deze week zoeken we het wat hogerop, in de hoogste regionen van de politiek. Als Luc Van den Brande en Wim Kok met elkaar staan te praten, voeren ze een gesprek onder wát: ministers-presidenten, ministers-president of minister-presidenten? Wie zal het zeggen?

Je kunt aanvoeren dat de heren twee gelijkwaardige functies combineren. Ze zijn tegelijk minister en president van de ministerraad. Volgens de regels van de spraakkunst komen dan allebei de delen in het meervoud te staan: ‘ministers-presidenten’. Dat is het meervoud dat je in de Grote Van Dale en in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) vindt en gelijk hebben ze.

Alleen valt er ook veel voor te zeggen om een minister-president alleen maar als een bepaald soort minister te zien. In dat geval is ‘president’ een nadere bepaling bij ‘minister’ en is de samenstelling ‘minister-president’ qua structuur vergelijkbaar met ‘eerste minister’. Het ene deel specificeert het andere. Die opvatting geeft aanleiding tot het meervoud ‘ministers-president’, want alleen het kernwoord krijgt in dat geval een meervoudsuitgang. De regering van de Nederlandse Antillen is dan ook terecht trots op haar lange reeks ministers-president.

En als ik nu eens beweer dat ‘minister-president’ langzamerhand als één geheel, als een enkelvoudig woord, wordt gezien? Net zoals ‘procesverbaal’, weet je nog wel? En dat de meervoudsuitgang dan alleen maar aan het eind van het woord kan staan? Dan krijgen we ‘minister-presidenten’. Dat is ook de vorm die je het vaakst aantreft in Nederlandse teksten, al keurt voorlopig geen enkel naslagwerk hem goed.

De ANS kent ‘minister-presidenten’ wel, maar situeert dat meervoud in de omgangstaal. Maar wat heet omgangstaal? De Standaard en de Nederlandse kranten NRC en De Telegraaf hebben het over minister-presidenten, de Nederlandse PvdA en de Natuurwetpartij hebben het over minister-presidenten, de Europese Unie heeft het over minister-presidenten. Ik denk dat we gerust kunnen concluderen dat ‘minister-presidenten’ intussen het gebruikelijke meervoud is geworden. Wat de spraakkunstmakers ook beweren.

Alle naslagwerken raden het meervoud ‘ministers-presidenten’ aan. Wij gebruiken het ook.