Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Het geslacht van de engelen

“In drie dagen ontdekt u de pracht van Bangkok: haar schitterende paleizen met gouden daken, haar veelkleurige tempels die verscholen liggen in geurige tuinen en haar klongs.” Het is die tijd van het jaar dat een mens op zoek gaat naar een verre plek om weer bij te komen. Maar dan zie je zoiets: Bangkok háár paleizen, háár tempels, háár klongs. Kan toch niet.

Steden, landen en werelddelen zijn doorgaans onzijdig. En dat is zelfs niet moeilijk te bewijzen. Je hebt het namelijk spontaan over het Parijs van de 19e eeuw, het Londen van Jack the Ripper, het moderne Brussel, het België van Albert II, het groene Indonesië, het Europa van de Vijftien. Om alle misverstanden te vermijden: de Verenigde Staten zijn uiteraard niet onzijdig enkelvoud, maar mannelijk meervoud.

Als steden, landen en werelddelen onzijdig zijn, dan moet je ernaar verwijzen met het bezittelijk voornaamwoord ‘zijn’. Iedereen zegt spontaan dat het konijn zijn poot heeft gebroken. Dus moet je ook zeggen dat het moderne Parijs nog niets van zijn charme heeft verloren, dat België op zijn pralines minder Amerikaanse invoerrechten hoeft te betalen en dat Macedonië zijn grenzen sluit voor de Kosovaarse vluchtelingen.

En daarmee is ook voor eens en altijd de vraag naar het geslacht van de engelen opgelost. Engelen zijn onzijdig. We hebben het toch over het Los Angeles van de straatbendes?