Vorige week ging mijn column erover dat ‘de laatste vijf atleten’ en ‘de vijf laatste atleten’ niet op dezelfde vijf mensen slaan. Het verschil tussen de twee constructies is vrij makkelijk uit te leggen. Bij ‘de laatste vijf’ heb je het over één grote groep waarin je een kleiner groepje van vijf onderscheidt. Bij ‘de vijf laatste’ heb je het over vijf groepen waarin je telkens één iemand onderscheidt, namelijk de laatste.
Bij de combinatie van twee telwoorden is er dus een duidelijk betekenisverschil. Geldt dat ook als er een telwoord en een overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord in het geding is? Of mag je vrij kiezen tussen ‘de twee leukste foto’s’ en ‘de leukste twee foto’s’? Volgens de gezaghebbende Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) niet.
De ANS heeft het alleen maar over ‘de leukste twee foto’s’. Die keuze is te verdedigen: vergelijk het maar ’s met ‘de laatste vijf atleten’. Je hebt ook in dit geval één grote groep foto’s waaruit je een kleiner groepje van twee foto’s licht, namelijk die welke je het leukste vindt.
Alleen botst ‘de leukste twee foto’s’ met het taalgevoel van veel Nederlandstaligen. De meeste mensen hebben het spontaan over ‘de twee leukste foto’s’, al is dat nog zo onlogisch: er kan er immers maar één de leukste zijn. Kennelijk speelt er nog wat anders mee, maar wat?
Gewenning. We zijn eraan gewend dat het bijvoeglijk naamwoord zo dicht mogelijk bij het zelfstandig naamwoord staat. Zonder overtreffende trap kun je alleen maar zeggen: ‘twee leuke foto’s’. ‘Leuke twee foto’s’ vindt iedereen fout. Waarschijnlijk daarom vinden veel mensen ‘de leukste twee foto’s’ ook fout.
Laten we de kerk maar in het midden houden en zeggen dat beide constructies kunnen. Al beweert de ANS dat we het alleen over ‘de dikste vier heren’ kunnen hebben, de ‘vier dikste heren’ kan net zo goed.